Schlafe mein Prinzchen, schaf ein

Het was nog niet de tijd dat ik in absolute schrik onder mijn bed ging kijken en er een duivel met bokkenpoten ontdekte die in een flits grijnzend achter me aan ging, maar wel zo ergens het moment dat ik met een bruine wollige theemuts op mijn hoofd zat en dat die helemaal over mijn gezicht zakte. Dus kreeg ik geen adem meer, ik voelde me stikken en gilde en gilde op mijn moeder. Tot ze kwam en ik wakker werd en zij me rechtop zette, een dik kussen achter mijn rug duwde om de ademnood te verminderen. “Maar Karel, je weet toch dat ik er altijd ben.” Waarschijnlijk had ik haar iets gezegd in de zin van: waar bleef je toch? Ik was aan het dood gaan.

Misschien heeft ze toen een liedje gezongen om me te kalmeren, terwijl ze zat te wachten tot de benauwdheid wat over ging en ik weer kon slapen. Ze zong graag: Wie zal er mijn kindeke douwen, en Er zat een aapje op een stokje achter moeders vensterraam. En nog zo veel andere melodietjes. Allemaal zalig, allemaal mysterieus door die onbegrijpelijke woorden, allemaal mooi genoeg om ze steeds maar weer opnieuw te horen. Maar toen ze op een dag Schlafe mei Prinzchen, schlaf ein(*) zong, en zichzelf aan de piano begeleidde –en daar zat een leuk stukje versiering in -, wilde ik plots noten leren lezen. Want de partituur stond in een dik ingebonden album tussen allerlei salonwalsen, transcripties van opera-aria’s en reducties van ouvertures, een boek dat ooit van mijn jong gestorven grootmoeder was geweest. Hoe ik het boek op de lessenaar open kon houden weet ik niet meer maar ik probeerde de melodie na te spelen. Maar dat was veel te moeilijk, Mozart was nog te hoog gegrepen. Mozart was wel de mooiste naam die er was, die van de allermooiste muziek. Tenslotte kreeg mijn moeder me zover dat ik de liederen naspeelde uit Singhet ende weset vro – een liederenboekje in twee delen -, waarbij ze dan telkens kon roepen: daar staat een bemol, Karel, het moet een do zijn, kijk goed, de noot staat tussen de lijntjes.

Ik moet zo’n acht geweest zijn en belandde bij Het loze vissertje en De reus die komt. En weer een jaar later bij O kruise de Vlaming, waarbij telkens ik de tranen in de ogen kreeg.

(*) Wat wil het toeval? Toen ik vorige week een flickflack-horloge kocht voor Anna’s verjaardag, bleek de verpakking een roze muziekdoos. De summiere plastic ballerina erin danst toch wel op het wiegelied van Mozart, zeker.