Schubert en de geur van margrieten

 

 

Mama lag dus in Sint-Antonius. Ze zou over een aantal dagen 83 worden. De laatste jaren ging het bij haar steeds meer om een geblokkeerde pancreas, en nu had ze vreselijke pijnen. Misschien werd er misschien wel extra op haar gelet, want mijn zus werkte dat ziekenhuis als stagebegeleidster. En de dokters hadden dus met het hoofd geschud, het ging niet goed aflopen.

Ze heeft daar uiteindelijk maar een veertiental dagen gelegen. Ik woonde ver weg en kwam op bezoek als ik kon. Er was in het begin wat paniek in de familie over hoe het verder moest als ze ooit weer terug thuis was maar die zorg werd gauw vervangen door regelingen om bij haar te waken.

Ik was onderweg op de pechstrook van de snelweg gestopt om met mijn meegebrachte schaar een bos margrieten te snijden, haar favoriete bloemen, terwijl de auto’s en vrachtwagens op anderhalve meter langs zoefden. Bloemen, want het was eind mei, bijna haar feestdag, 31 mei, bijna haar verjaardag, 13 juni. Ik had verschillende cassetjes met Schubertmuziek mee. Via haar leerde ik al heel vroeg de Moments musicaux kennen en had ik een paar jaar later met veel moeite een van de Impromptus ingestudeerd. Nu had ik mijn nieuwe ontdekkingen mee, toevallig werken uit het laatste levensjaar van Schubert, die toen al werd opgevreten door syfilis: de pianotrio’s en zijn laatste sonate met het mij zo vertrouwde trage tweede deel dat ik later zou gaan spelen. Ik kwam binnen in een kamer gevuld met pijn. Mijn moeder die nooit klaagde, woelde en kreunde nu, huilde, riep “help mama” ,en natuurlijk hoorde ze niets van de muziek die ik toch in de cassettespeler gestoken had. De bloemen zag ze al evenmin. Terwijl ik stilaan woedend werd om die onnodige pijn, drongen de penetrante geuren van de margrieten als een ongewilde stank in mijn neusgaten.

Maar ik had eindelijk weer haar hand vast. Zovele jaren later. Vroeger zij de mijne, nu ik de hare. Mijn moeder nu even mijn kind. Ik zag hoe haar armen blauw uitgeslagen waren van nog maar eens bloed krijgen. Ze kreeg morfine, was mij gezegd, maar ze huilde van de pijn. Ze riep op haar moeder, die gestorven was toen ze acht was en die toen zelf geen 39 was, en die ze zich dus waarschijnlijk amper kon herinneren. Hoe ver brengt pijn je terug, hoe diep vreet hij in het geheugen van je lichaam en je geest?

We hebben opnieuw met de artsen moeten praten om de bloedtransfusies te doen stoppen en te zorgen dat ze meer morfine kreeg. Tot ze zo op weg mocht naar een laatste euforie voor een anders ondraaglijk afscheid.

Een paar dagen later, vrijdagochtend, – ik was naar haar toe gereden om nog één keer haar hand vast te kunnen houden, – kwam Ria in de hal al met het slechte nieuws: ze was die ochtend gestorven, haast onopgemerkt. Het te verwachten nieuws kwam toch nog onverwacht. Veldbloemen op de witte lakens, ik aan het voeteneinde, en zij met die onbekende wassen huid, achtergelaten omhulsel, zij ver weg.

De avond ervoor was haar zus (tante Christine) op bezoek nog geweest, en nicht Lieve , mijn broers. Iedereen komt, had ze gezegd, alsof dat goed nieuws was, alsof het iets uitlegde. En de laatste sacramenten, die wilde ze wel toegediend krijgen. Ooit had ze me gevraagd: Denk jij, Karel, dat er iets is na de dood? En ik had gezegd dat ik het niet wist. Ik was ontredderd omdat ik plots die twijfel met haar moest delen. Twijfel, dat is ons deel, dat weet ik intussen wel, tenminste voor wie erover durft nadenken, en ook, soms, even, een of ander soort hoop.

Die laatste avond zal ze geglimlacht hebben, zo stel ik me voor, die ernstige moeder van mij. De pijn was weg, de mensen waar ze van hield, kinderen, kleinkinderen, zus, nichtjes, ze waren er allemaal, om haar heen geschaard. Bijna als wanneer je samenkomt om een familiefeest voor te bereiden.

Wat doet het leven met ons? Deze vrouw met de opgezwollen kaken, misvormd door de cortisone, deze gewichtloos geworden vrouw op haar doodsbed, dat was toch die jonge vrolijke vrouw die samen met mijn vader dat huilende neefje niet rustig krijgt in dat familiefilmpje? Dat is toch die kleine Angèle met de pop? Zo heb je begrepen dat het is en ons verstand probeert hopeloos die afbeeldingen te linken. Met onze ogen lukt het alvast niet want ze hebben veel te weinig houvast om jong met oud te verbinden. Alleen ons hart, onze emoties, de nabije tranen, dat begerige zoeken, die herkennen op elk beeld wie we liefgehad hebben.