3 De oom met het fototoestel

 

Toen ik een kind was, was er in mijn hele familie maar één iemand die echt van fotograferen hield. Iemand die naar gelang zijn welstand vergrootte steeds betere toestellen kocht. En dat was mijn ome Bert, enige broer van mijn moeder, en die woonde in Amsterdam, hoewel de familie van mijn moeder uit Noord-Brabant (Tilburg, Goirle, Baarle-Hertog) was. Hij is daar ook gebleven, daar had had hij allerlei beroepen, had o.m. een agentschap van Intourist, later eentje van Olympic Airways, daar heb ik zelf vaak een flink stuk van de grote vakantie doorgebracht, daar is hij in 1960 plots aan een hartinfarct gestorven. Net zo min als bij mijn vader hadden we het zien aankomen. Hij was in vier jaar tijd de vierde oom die ik verloor.

Maar er was ook iets duister aan hem. En dan bedoel ik niet zijn ongewoon dandyachtige kleding en poses als jongeman op de zeldzame 6×9 fotootjes met gekartelde rand – van een Kodak box – uit een half gerafeld album. Ik bedoel onder meer dat hij, niet zo lang na de oorlog, even op mysterieuze wijze in het Belgische Heide-Kalmthout neergesteken is in een grote villa met bos er rond. Ik weet dat met zekerheid omdat ik die villa nog voor me zie en ik herinner me ook nog dat tante Nelly, zijn vrouw, me toen als kleuter geleerd heeft hoe je witte sneeuwbesjes kan laten ploffen door er met een korte stamp op te trappen. Iets zegt me dat het te maken had met de oorlog. Ik durf het woord haast niet uitspreken, maar ik denk dat het iets met collaboratie te maken had en mogelijk bij de NSB zijn. Vanzelfsprekend gaf daar niemand in de familie uitleg over, zeker niet in die tijden, en wij kinderen stelden toen nog geen vragen en later vergaten we het.

Aan ome Bert heb ik te danken dat er foto’s zijn, meerdere filmpjes van 12, van baby Karel op de arm van moeder of vader en omringd door de hele familie van moederszijde. Niet moeilijk te raden dat hij het was die ze nam, hij staat haast nooit op de foto, zijn vrouw, tante Nelly meestal wel. De mooie tante met de rinkelende armbanden en de lippenstift, de tante die op een bepaalde foto al zonnebadend verschijnt – op de manier van toen, met rok net iets opgetrokken- samen met Frans en ik in een gebreid badpak.

Zo zou het nog jaren doorgaan, terwijl wij verhuisden van de Deken Adamsstraat naar de Sint-Antoniusstraat 17, en later van daar naar de Antwerpse steenweg in Vosselaar. Daar verschijnen we dan naast de Simca met Nederlandse nummerplaat. Frans en ik dragen dan al een lange broek, Willy, de eeuwige voetballer, nog niet.

En als fotograaf stel ik me de vraag welk toestel mijn oom had en hij was al vast de eerste om met 6×6 negatieven te werken. Ik zou later met een Rolleiflex gaan werken, en dus ook met het 6×6 formaat. Twintig jaar lang zou ik daarom uitsluitend vierkanten beelden maken.